Het werkwoord ‘zijn’ kan in het Spaans worden vertaald met ser, estar of hay.
1. ergens zijn, zich bevinden: estar of hay
Als het onderwerp bepaald is, gebruik je ‘estar’.
Als het onderwerp onbepaald is, gebruik je ‘hay’.
‘Hay’ is in het Nederlands: ‘er is/zijn’, ‘er ligt/liggen’, ‘er staat/staan’ , etc. Ezelsbruggetje: als je in de Nederlandse zin 'er' kunt plaatsen, dan moet je in het Spaans 'hay' gebruiken voor de vertaling van 'er is, er zijn'.
Uitzondering: Er was eens ... (in sprookjes) = Érase una vez ...
NB
De infinitief van hay is haber. Deze infinitief wordt gebruikt na een hulpwerkwoord. Het hulpwerkwoord blijft dan altijd enkelvoud
2. plaatsvinden, gebeuren: ser of hay
Vaste uitdrukking:
We zijn met z'n vieren, vijven etc. = Somos cuatro, cinco etc.
3. 'Zijn' als koppelwerkwoord
Ser + een zelfstandig naamwoord
Ser/estar met een bijvoeglijk naamwoord.
Als het biivoeglijk naamwoord een eigenschap aangeeft die door de spreker als kenmerkend / blijvend wordt gezien, gebruik je ser.
Als het gaat om een (voorbijgaande) toestand, een afwijking van de norm, gebruik je estar.
ser (kenmerkend, karakteristiek) |
estar (tijdelijk, voorbijgaand) |
Enrique es muy simpático. | Enrique está contento. |
Mi coche es caro. | Mi coche está roto. |
La leche es blanca. | La leche está caliente. |
4. ‘Zijn’ als hulpwerkwoord
Estar + gerundio: ‘aan het .... zijn’
Estar + voltooid deelwoord
Je beschrijft een toestand na een voorafgaande handeling. Je kunt er vaak ‘geworden’, ‘gegaan’ of 'gedaan' achter denken. Het voltooid deelwoord krijgt een uitgang zoals bij bijvoeglijke naamwoorden.
4. Overig gebruik van 'zijn'
Ser de + bezit, oorsprong, materiaal
Estar de + functie (tijdelijk werken als)
Estar de + een tijdelijke activiteit
Ser para = zijn voor, dienen voor
Ser + tijd
5. Enkele eigenaardigheden
Soms verandert de betekenis door een woord met 'ser' of 'estar' te combineren:
ser | estar |
ser bueno = goed(aardig) zijn |
estar bien = het goed maken (goedgemutst, gezond zijn) |
ser malo = slecht zijn |
estar malo = ziek, vies zijn estar mal = het slecht maken (slechtgemutst) |
ser claro = licht zijn (een kamer) | estar claro = duidelijk zijn |
ser aburrido = saai zijn | estar aburrido = verveeld zijn |
ser atento = attent zijn | estar atento = opletten |
ser guapo = knap zijn | estar guapo = er knap uitzien |
ser listo = slim zijn | estar listo = klaar zijn |
ser rico = rijk zijn | estar rico = lekker zijn |
ser vivo = levendig zijn | estar vivo = levend zijn |
ser consciente = bewust zijn | estar consciente = bij kennis zijn |
ser verde = groen zijn | estar verde = onervaren zijn |
ser delicado = breekbaar zijn |
estar delicado = (tijdelijk een broze gezondheid hebben) |
ser abierto = extravert zijn | estar abierto = geopend zijn |
ser cerrado = introvert zijn | estar cerrado = dicht zijn |
ser alegre - vrolijk van aard zijn | estar alegre = aangeschoten zijn |
ser católico = katholiek zijn | no estar muy católico = niet in orde zijn |
ser rico = rijk zijn | estar rico = lekker zijn |
ser feliz = gelukkig zijn | estar feliz = ergens blij mee zijn |
De volgende woorden kunnen met 'ser' of 'estar' worden gecombineerd, zonder dat er een groot betekenisverschil is. Door 'estar' te gebruiken wordt een kleine nuance gegeven: de situatie is misschien tijdelijk.
ser/estar calvo = kaal zijn
ser/estar casado = getrouwd zijn
ser/estar soltero = vrijgezel zijn
ser/estar viudo = weduwnaar zijn
ser/estar divorciado = gescheiden zijn
ser/estar cortés = beleefd zijn