MOB-versie | Naar grote versie



aanvoegende wijs

De tegenwoordige aanvoegende wijs

El presente de subjuntivo

 

vormen

 

regelmatige werkwoorden

 

 

-ar

-er

-ir

 

hablar

(praten)

comer

(eten)

vivir

(wonen, leven)

yo hable coma viva
hables comas vivas
él
ella
usted
hable coma viva
nosotros
nosotras
hablemos  comamos  vivamos
vosotros
vosotras
habléis comáis viváis
ellos
ellas
ustedes
hablen coman vivan

 

N.B.

Vormen die in de aantonende wijs (el indicativo) de klemtoon op de stam krijgen, hebben deze daar ook in de aanvoegende en gebiedende wijs.

Vergelijk de uitgangen in de gebiedende en aanvoegende wijs.

 

werkwoorden met klankverandering e > ie

 

 

-ar 

-er 

-ir 

 

cerrar

(sluiten)

querer

(willen)

preferir

(liever hebben)

yo cierre quiera prefiera
cierres quieras prefieras

él

ella

usted

cierre quiera prefiera

nosotros

nosotras

cerremos  queramos  prefiramos

vosotros

vosotras

cerréis queráis prefiráis

ellos

ellas

ustedes

cierren quieran prefieran

 

andere werkwoorden met klinkerverandering e > ie:

  • divertirse = zich vermaken
  • sentir(se) = (zich) voelen
  • sugerir = suggereren, opperen
  • arrepentirse = spijt hebben

 

Werkwoorden met klankverandering o > ue

 

 

-ar 

-er 

-ir 

 

encontrar

(vinden)

poder

(kunnen, mogen)

dormir 

(slapen)

yo encuentre pueda duerma
encuentres puedas duermas

él

ella

usted

encuentre pueda duerma

nosotros

nosotras

encontremos  podamos durmamos

vosotros

vosotras

encontréis podáis durmáis

ellos

ellas

ustedes

encuentren puedan duerman

 

andere werkwoorden met klankverandering o > ue:

  • almorzar = lunchen
  • costar = kosten
  • acostarse = naar bed gaan
  • contar = rekenen, tellen
  • acordarse = zich herinneren
  • volver = terugkeren
  • llover = regenen
  • doler = pijn hebben

een werkwoord met u in de stam heeft dezelfde klankverandering u > ue

  • jugar = spelen

 

Werkwoorden op -ir met klankverandering e > i

 

 

-ir

 

pedir

(vragen, bestellen)

yo pida
pidas

él

ella

usted

pida

nosotros

nosotras

pidamos

vosotros

vosotras

pidáis

ellos

ellas

ustedes

pidan

 

andere werkwoorden met klankverandering e > i:

  • servir = opdienen, bedienen
  • despedirse = afscheiden nemen
  • vestirse = zich aankleden
  • repetir = herhalen
  • seguir = doorgaan
  • reírse = lachen
  • freír = bakken
  • elegir = kiezen

 

gebruik

 

in hoofdzinnen:

De subjuntivo wordt soms in hoofdzinnen gebruikt. Deze worden dan ingeleid door que of door quizás, tal vez (misschien) of ojalá (hopelijk)

  • Quizás llegue más tarde.
    (Misschien komt hij later.)
  • !Que aproveche!
    (Smakelijk eten!) (letterlijk: dat het u moge smaken.)
  • Blanca está enferma. Ojalá no sea grave.
    (Blanca is ziek. Hopelijk is het niet ernstig.)

 

in bijzinnen:

1. De subjuntivo wordt gebruikt in bijzinnen die afhankelijk zijn van de volgende soort werkwoorden/uitdrukkingen in de hoofdzin:

 

a. werkwoorden of uitdrukkingen die beïnvloeding aangeven zoals

willen, wensen, verzoeken, toestaan, verbieden, aanraden, suggereren.

esperar, querer, pedir, permitir, prohibir, aconsejar, sugerir

  • Espero que me conteste pronto.
    (Ik hoop dat u mij spoedig antwoordt.)
  • Quiero que me ayudes.
    (Ik wil dat je me helpt.)
  • Pido que lo hagáis.
    (Ik vraag jullie het te doen.)
  • Mi hijo no me permite que le ayude.
    (Mijn zoon staat me niet toe dat ik hem help.)
  • Es importante que vengan en seguida.
    (Het is belangrijk dat ze meteen komen.)
  • El médico le aconseja que trabaje menos.
    (De arts raadt hem aan minder te werken.)

 

b. werkwoorden en uitdrukkingen die een gevoel/mentaal proces uitdrukken

zoals blijdschap, dank, irritatie.

alegrarse, gustar, importar, molestar, fastidiar, sentir, es una pena 

  • Me alegro de que estés aquí.
    (Ik ben blij dat je hier bent.)
  • Te agradezco que me hayas enviado la foto.
    (Ik dank je dat je mij de foto hebt gestuurd.)
  • Me fastidia que llegues tan tarde.
    (Het ergert me dat je zo laat komt.)

 

c. onpersoonlijke uitdrukkingen die een mening of waardeoordeel uitdrukken over wat in de bijzin (moet) gebeuren

es lógico, es difícil, es necesario, es normal, es mejor, es posible

  • Es mejor que salgáis más temprano.
    (Het is beter als jullie vroeg vertrekken.)
  • Es lógico que te sientas nervioso antes de un examen.
    (Het is logisch dat jij je nerveus voelt voor een examen.)
  • Es necesario que lo hagas hoy.
    (Het is nodig dat je het vandaag doet.)

 

d. werkwoorden die een mening of constatering uitdrukken in de ontkennende vorm.

Door de ontkenning wordt onzekerheid aangegeven over dat wat in de bijzin staat.

no creer, no pensar, no suponer, ignorar

  • No creo que podamos hacerlo.
    (Ik geloof niet dat wij het kunnen doen.)
  • No pienso que Petra pague la cuenta.
    (Ik geloof niet dat Petra de rekening betaalt.)

N.B. Wanneer deze "verbos de pensamiento" (punt d) bevestigend of in de ontkennende vorm van de gebiedende wijs of in vragende vorm worden gebruikt, is er geen sprake van onzekerheid en wordt de presente de indicativo gebruikt.

  • Es cierto que Ana va a trabajar en esa empresa.
    (Het is zeker dat Ana bij dat bedrijf gaat werken.)
  • Creo que tienes razón.
    (Ik geloof dat je gelijk hebt.)
  • No creas que tienes razón.
    (Denk niet dat je gelijk hebt.)
  • ¿No crees que es mejor así?
    (Denk je niet dat het zo beter is?)

 

2. De subjuntivo wordt gebruikt in bijzinnen die beginnen met bepaalde voegwoorden

 voegwoorden die onzekerheid inleiden

 

a.  para que = opdat; antes de que = voordat

  • Te lo digo para que te enteres.
    (Ik zeg het je opdat je het weet.)
  • Vamos a terminar antes de que venga Juan.
    (Laten we ophouden voordat Juan komt.)

 

b. aunque in de betekenis van ook al.

  • Salgo aunque llueva.
    (Ik ga uit, ook al regent het / gaat het regenen.) - nog onzeker!

vergelijk met zin in de aantonende wijs:

  • Juan sale aunque llueve.
    (Juan gaat uit, hoewel het regent.) - de regen is een feit

 

c. cuando + subjuntivo  bij onzekerheid in tijd /toekomst

Zo ook: mientras (terwijl), después de que (zodra), hasta que  (totdat), cada vez que (telkens wanneer), en caso de que (in het geval dat) 

  • Cuando vuelvas, to lo diré.
    (Als je terugkomt, zal ik het je vertellen.)
  • Cuando tenga dinero, me compraré un coche.
    (Zodra ik geld heb, koop ik een auto.)
  • Carlos seguirá hasta que sepa la verdad.
    (Carlos gaat net zo lang door totdat hij de waarheid weet.)

vergelijk met zin in de aantonende wijs:

  • Luis siempre me trae flores cuando viene a verme.
    (Luis neemt altijd bloemen mee als hij mij komt opzoeken.) - feitelijke situatie

d. como + subjuntivo bij voorwaarde waar een zekere dreiging van uitgaat. (Als je niet ..., dan ...)
In het deel dat begint met como (de voorwaarde) gebruik je de presente de subjuntivo. In het andere deel (wat er dan zou gebeuren) de futuro.

  • Como no me escuches, no te llevaré al cine.
    (Als je niet naar me luistert, neem ik je niet mee naar de bioscoop.)
  • Como no termines el plato, no habrá postre.  
    (Als je je bord niet leeg eet, komt er geen nagerecht.)

 

3. De subjuntivo wordt gebruikt in betrekkelijke bijzinnen met (nog) onbekend / niet specifiek antecedent waar een zekere eis aan wordt gesteld; ook wanneer het antecedent een overtreffende trap bevat.

  • Busco pareja que sea aventurero.
    (Ik zoek een partner die avontuurlijk is.)
  • Necesito una mesa que ocupe poco espacio.
    (Ik heb een tafel nodig die weinig ruimte inneemt.)
  • Es el mejor libro que jamás haya leído*.
    (Het is het beste boek dat ik ooit gelezen heb.)

NB

De subjuntivo is in dit laatste geval niet verplicht. Het verschil is dat de subjuntivo een persoonlijk oordeel geeft. De indicativo is bedoeld als een objectieve meningsuiting.

  • Este ha sido el mejor libro que he leído.
    (Dit is het beste boek dat ik heb gelezen.)

Gebruik van de imperfecto de subjuntivo (onvoltooid verleden tijd van de aanvoegende wijs)

 

Zie voor de vormen van de imperfecto de subjuntivo de pagina verleden tijd (vormen).

 

De hierbovenstaande aanwijzingen voor het gebruik van de subjuntivo zijn ook van toepassing op de verleden tijd. 

  • Quizás llegara/llegase más tarde.
    (Misschien kwam hij later.)
     
  •  Era lógico que te sintieras/sintieses nervioso antes de un examen.
    (Het was logisch dat jij je nerveus voelde voor een examen.)

Si (voorwaardelijk)

 

Als/indien ... dan ... (presente o futuro)

 

In het deel dat begint met si (de voorwaarde), gebruik je de presente de indicativo. In het andere deel (wat er dan zou gebeuren) gebruik je de presente, de imperativo of de futuro.

  • Si tengo tiempo, hago yoga.                                                                        (Als ik tijd heb, doe ik yoga.)
  • Si tienes ganas, ven a verme.                                                                      (Als je zin hebt, kom me dan opzoeken.)
  • Si no puedes liberarte, iré yo sola.                                                                (Als je je niet vrij kunt maken, zal ik alleen gaan.)

Als/indien ... dan ...  (pasado)

 

In het deel dat begint met si (de voorwaarde), gebruik je de imperfecto of de pluscuamperfecto de subjuntivo. In het andere deel (wat er dan zou gebeuren) gebruik je de condicional simple of de condicional compuesto.

  • Si tuviera/tuviese tiempo, haría un viaje de tres meses.                            
    (Als ik tijd zou hebben, zou ik een reis van drie maanden maken.)
  • Si Carmen fuera más disciplinada, podría pasar sus exámenes sin problemas. 
    (Als Carmen gedisciplineerder was, zou ze haar examens zonder problemen kunnen halen.)
  • Si hubiera/hubiese tenido más dinero, habría estudiado Medicina.                    (Als ik meer geld gehad zou hebben, zou ik geneeskunde hebben gestudeerd.)

NB

De subjuntivo wordt doorgaans niet gebruikt in de bijzin die begint met een vraagwoord. 

  • ¿Me explicas cómo se hace una tarta?
    (Kun je me uitleggen hoe je een taart maakt?)
  • No sé por qué me lo dices. 
    (Ik weet niet waarom je mij dat zegt.)

 

Speciale constructies met subjuntivo

 

Een werkwoord kan herhaald worden, in volgende gevallen:

  • Als tussen beide vormen donde of lo que geplaatst wordt.
    Vayas donde vayas, te encontraré.
    (Waar je ook gaat, ik zal je vinden.) 
    Sea lo que sea, no estoy de acuerdo contigo.
    (Wat er ook van zij, ik ga niet akkoord met jou.) 
  • Als de constructie is: (que) + werkwoord + o no + werkwoord.
    (Que) te guste o no te guste, voy a preparar espaguetís.
    (Ook al vind je het niet leuk, ik ga spaghetti maken). 

De vorm 'laten we':

  • Digamos
    (Laten we zeggen.)
    Comamos.
    (Laten we eten.)
     Bebamos.
    (Laten we drinken.)
  • Acostémonos (acostemos + nos): bij een wederkerend werkwoord valt de s van de subjuntivo weg.
    (Laten we gaan slapen.) 
    Vayámonos.
    (Laten we vertrekken.)
    Quedémonos.
    (Laten we blijven)