Vormen
De belangrijkste toekomende tijden zijn de futuro en de condicional.
De futuro wordt gevormd door de
cantar | zingen | |
yo | cantaré | ik zal zingen |
tú | cantarás | jij zult zingen |
él ella usted |
cantará | hij/zij/u zal zingen |
nosotro nosotras |
cantaremos | wij zullen zingen |
vosotros | cantaréis | jullie zullen zingen |
ellos ellas ustedes |
cantarán | zij/u(mv) zullen zingen |
De condicional wordt gevormd door de
cantar | zingen | |
yo | cantar-ía | ik zou zingen |
tú | cantar-ías | jij zou zingen |
él ella usted |
cantar-ía | hij/zij/u zou zingen |
nosotro nosotras |
cantar-íamos | wij zouden zingen |
vosotros | cantar-íais | jullie zouden zingen |
ellos ellas ustedes |
cantar-íán | zij/u(mv) zouden zingen |
Bij een paar veelvoorkomende werkwoorden treedt een zekere verandering op in de stam:
decir (zeggen) | diré | diría |
hacer (maken,doen) | haré | haría |
poder (kunnen) | podré | podría |
poner (plaatsen) | pondré | pondría |
saber (weten) | sabré | sabría |
salir (weggaan) | saldré | saldría |
tener (hebben) | tendré | tendría |
venir (komen) | vendré | vendría |
haber (hebben) | habré | habría |
Gebruik
Het Spaans gebruikt de futuro om:
1. over een handeling of situatie in de toekomst te spreken, met name in geval van voorspellingen, (formele) aankondigingen en (vage) beloftes en afspraken:
2. waarschijnlijkheid of vermoeden in het heden weer te geven:
3. uiting te geven aan twijfel of ongeloof:
Het Spaans gebruikt de condicional om:
1. een onvoltooid verleden toekomende tijd aan te geven:
2. een gebeurtenis of situatie aan te geven die afhankelijk is van een voorwaarde:
NB
Om een vast voornemen aan te geven wordt in plaats van de futuro,
de constructie ir + a + infinitief gebruikt.
Si (voorwaardelijk)
Als/indien ... dan ... (presente o futuro)
In het deel dat begint met si (de voorwaarde), gebruik je de presente de indicativo. In het andere deel (wat er dan zou gebeuren) gebruik je de presente, de imperativo of de futuro.
Als/indien ... dan ... (pasado)
In het deel dat begint met si (de voorwaarde), gebruik je de imperfecto of de pluscuamperfecto de subjuntivo. In het andere deel (wat er dan zou gebeuren) gebruik je de condicional simple of de condicional compuesto.