14531 actieve gebruikers

Inloggen bestaande gebruiker
Aanmelden nieuwe gebruiker

Naar mobiele versie



Werkwoorden | verleden tijd (vormen)


Op deze pagina geven we alleen uitleg over de vormen.

Voor het gebruik van de tijden en de verschillen tussen de verschillende verleden tijden: zie de pagina verleden tijd (gebruik).

 

 

Presente perfecto (voltooid tegenwoordige tijd)

 

Net als in het Nederlands zijn er twee werkwoorden nodig om deze tijd te maken, een hulpwerkwoord en een voltooid deelwoord.

  • (ik) heb gegeten  = he comido
  • (ik) ben geslaagd = he aprobado

Het hulpwerkwoord is altijd 'haber'.  

 

  haber
yo he
has
él/ella/usted ha
nosotro/as hemos
vosotros     habéis
ellos/ellas/ustedes  han

 

 

Het voltooid deelwoord wordt als volgt gemaakt:

 

werkwoorden op -ar krijgen -ado achter de stam:

werkwoord     volt. deelw.   betekenis           
trabajar       trabajado gewerkt
cantar cantado gezongen
estudiar estudiado gestudeerd

 

werkwoorden op -er en -ir krijgen -ido achter de stam:

werkwoord     volt. deelw.   betekenis           
vender vendido verkocht
vivir vivido gewoond/geleefd
recibir recibido ontvangen

 

 

De volgende werkwoorden hebben een onregelmatig voltooid deelwoord. 

werkwoord     volt. deelw.   betekenis           
abrir abierto geopend 
volver vuelto teruggekeerd
poner puesto gezet, gelegd
morir muerto gestorven
decir dicho gezegd
hacer hecho gedaan, gemaakt
cubrir cubierto bedekt
romper roto gebroken
ver visto gezien
freír frito/freído gebakken
imprimir impreso/imprimido gedrukt, geprint

 

Voor meer vervoegingen zie idiomax.com

 

 

Twee soorten onvoltooid verleden tijd

 

Anders dan in het Nederlands zijn er twee verschillende tijden voor de 'onvoltooid verleden tijd'): de indefinido en de imperfecto.

  • ik liep = anduve / andaba
  • hij kocht = compró / compraba
  • jullie aten = comisteis / comíais 

Indefinido (onvoltooid verleden tijd)  

 

Regelmatige werkwoorden

 

comprar

(kopen) 

vender

(verkopen)

escribir

(schrijven)

yo compré vendí escribí
compraste vendiste escribiste

él

ella

usted

compró vendió escribió

nosotro

nosotras

compramos vendimos escribimos
vosotros     comprasteis    vendisteis    escribisteis

ellos

ellas

ustedes 

compraron vendieron escribieron

 

Zoals je ziet, zijn de uitgangen van de werkwoorden op -er en -ir hetzelfde.

 

 

Onregelmatige werkwoorden

Er zijn in de indefinido veel onregelmatige werkwoorden. We geven hieronder de meest voorkomende. 

 

ser
(zijn)

ir
(gaan)

estar 

(zijn)

fui fui estuve 
fuiste fuiste estuviste 
fue fue estuvo 
fuimos fuimos estuvimos 
fuisteis    fuisteis    estuvisteis  
fueron       fueron       estuvieron 
     

hacer

(maken,doen)     

tener

(hebben)         

decir

(zeggen)  

hice tuve dije
hiciste tuviste dijiste
hizo tuvo dijo
hicimos tuvimos dijimos
hicisteis tuvisteis dijisteis
hicieron tuvieron dijeron
     

venir

(komen) 

poder

(kunnen)  

 poner

 (leggen,zetten)

vine pude puse
viniste pudiste pusiste
vino pudo puso
vinimos pudimos pusimos
vinisteis pudisteis pusisteis
vinieron pudieron pusieron
     

querer

(willen)  

saber

(weten)  

 traducir

(vertalen)

quise supe  traduje
quisiste supiste  tradujiste
quiso supo  tradujo
quisimos supimos  tradujimos
quisisteis     supisteis  tradujisteis
quisieron supieron  tradujeron

 

 

Er zijn ook werkwoorden die wel regelmatig zijn, maar een spellingsaanpassing nodig hebben om het woord op de juiste (regelmatige) manier te blijven uitspreken.

  • buscar (zoeken): busqué, buscaste, buscó, ....
  • colgar (ophangen): colgué, colgaste, colgó, ...
  • empezar (beginnen): empecé, empezaste, empezó, ...
  • averiguar (uitzoeken): averigüéaveriguasteaveriguó, ...
  • oír (horen): oí, oíste, oyó, oímos, oísteis, oyeron

Voor meer vervoegingen zie idiomax.com

 

 

Imperfecto (onvoltooid verleden tijd)  

 

Regelmatige werkwoorden

 

 

comprar

(kopen)

vender

(verkopen)  

escribir

(schrijven)  

yo compraba vendía escribía
comprabas vendías escribías

él

ella

usted

compraba vendía escribía

nosotro

nosotras

comprábamos vendíamos escribíamos
vosotros     comprabais vendíais escribíais

ellos

ellas

ustedes 

compraban vendían escribían

 

Zoals je ziet, zijn de uitgangen van de werkwoorden op -er en -ir hetzelfde. Verder geldt voor de imperfecto dat de eerste en derde persoon enkelvoud hetzelfde zijn.

 

Er zijn slechts drie werkwoorden met een onregelmatige imperfecto:

  

ser (zijn)    ir (gaan)       ver (zien)
era iba veía
eras ibas veías
era iba veía
éramos íbamos      veíamos
erais ibais veíais
eran iban veían

 

 

Pluscuamperfecto (voltooid verleden tijd)  

 

Net als de presente perfecto, wordt de pluscuamperfecto gemaakt met behulp van het hulpwerkwoord 'haber' en een voltooid deelwoord.

Het hulpwerkwoord wordt in de imperfecto vervoegd.

  

  haber  
yo había + voltooid deelwoord
habías + voltooid deelwoord

él

ella

usted

había + voltooid deelwoord

nosotro

nosotras

habíamos + voltooid deelwoord
vosotros     habíais + voltooid deelwoord

ellos

ellas

ustedes 

habían + voltooid deelwoord

 

Zie voor de vorming van het voltooid deelwoord bovenaan deze pagina.

 

 

Condicional (onvoltooid verleden toekomende tijd)

 

Zie voor de vormen en het gebruik van de condicional de uitlegpagina toekomende tijd.

 

 

Imperfecto de subjuntivo (onvoltooid verleden tijd van de aanvoegende wijs)

 

Van deze tijd bestaan vormen op -ra en -se. Deze twee vormen hebben een verschillende oorsprong maar in het moderne Spaans kunnen ze meestal door elkaar worden gebruikt.

De uitgangen van de werkwoorden op -er en -ir zijn hetzelfde.

Om de vervoegingen van de imperfecto de subjuntivo te maken, doe je het volgende: 

 

1. Neem de derde persoon meervoud van de indefinido.

2. Vervang -ron door de uitgangen die je hieronder in het schema ziet.

 

Op deze manier neem je meteen allerlei onregelmatigheden mee:

  • estar:
    estuvieron → estuviera, estuvieras, ... estuviese, estuvieses, ...
     
  • hacer:
    hicieron → hiciera, hicieras, ... hiciese, hicieses, ... 
  -ar -er   -ir
 

hablar 

comer

yo hablara / hablase comiera / comiese
hablaras / hablases comieras / comieses

él

ella

usted

hablara / hablase comiera / comiese

nosotros

nosotras

habláramos / hablásemos comiéramos comiésemos

vosotros

vosotras

hablarais / hablaseis comierais comieseis

ellos

ellas

ustedes

hablaran / hablasen comieran / comiesen







Beter Spellen  Beter Rekenen  NU Beter Engels  NU Beter Duits  NU Beter Frans  NU Beter Spaans  Beter Bijbel  

© 2019 - NU Beter Spaans is een initiatief van  Martin van Toll Producties

in samenwerking met de redactie van NU Beter Spaans