todo
todo/-a/-os/-as (heel, alle, ieder, elk)
Bijvoeglijk gebruikt
Bijvoeglijk gebruikt kent 'todo' aparte vormen voor geslacht en getal:
a. 'Todo' gevolgd door bepaald lidwoord betekent 'heel' in het enkelvoud of 'al(le), ieder(e)' in het meervoud
- Todo el país está de fiesta.
(Het hele land viert feest.)
- Todos los días cruzo el puente.
(Iedere dag ga ik de brug over.)
- Toda la casa está llena de libros.
(Het hele huis staat vol boeken.)
- Todas las casas en esa calle son blancas.
(Alle huizen in die straat zijn wit.)
b. 'Todo' zonder het bepaald lidwoord betekent 'elke' (= cada)
- Hay españoles que piensan que todo holandés tiene bicicleta.
(Er zijn Spanjaarden die denken dat iedere Nederlander een fiets heeft.)
c. Bij geografische eigennamen zonder lidwoord gebruikt men todo/-a zonder lidwoord om 'heel' uit te drukken.
d. 'Todo' in uitdrukkingen:
- todo el mundo = iedereen
- por todas partes = overal
- en todo caso, de todos modos, de todas formas/maneras = in elk geval
- todo derecho, recto, seguido = rechtuit, steeds rechtdoor
Zelfstandig gebruikt
todo = alles
todos, todas = iedereen/allen
- Cristina lo sabe todo.
(Cristina weet alles.)
- Todos están de acuerdo.
(Iedereen gaat akkoord.)
todos los que, todas las que = allen die
todo lo que = alles wat
- Todos los que están en la fiesta, parecen contentos.
(Iedereen die op het feest is, lijkt blij.)
- No creo todo lo que me dices.
(Ik geloof niet alles wat je me zegt.)
Bijwoordelijk gebruikt:
todo = helemaal (= completamente)
- Mi móvil está todo estropeado.
(Mijn mobiel is helemaal kapot.)
no ... del todo = niet helemaal
- El cielo no está despejado del todo.
(De lucht is niet helemaal onbewolkt.)