(Stel je het eens voor, Nora gaat met Nicolás.)
........ , Nora sale con Nicolás.
imaginarse = zich iets voorstellen/indenken
imagínate: gebiedende wijs bevestigend (tú)
Het accent dient hier om de klemtoon op de letter i te handhaven.
No quiero que le mandes un wasap ........ le llames.
Je gebruikt sino que als in het eerste deel van de zin een ontkenning staat en in het tweede deel van de zin de "vervanging".
Hier wil je dat het sturen van een appje wordt vervangen door een telefoongesprek.
Als in het tweede deel van de zin geen nieuw werkwoord staat, gebruik je sino: No quiero café, sino té.
Las cuatro ........ son: la primavera, el verano, el otoño y el invierno.
estación = jaargetijde, seizoen; station
época = tijdperk
sazón = rijpheid; gunstige gelegenheid
temporada = tijd, periode
El artista hace un (schets) ........ con lápiz para su acuarela.
boceto = schets
acuarela = aquarel
avance = vooruitblik; vooruitgang
dibujo = tekening
vistazo = vluchtige blik