En esta ciudad hay (veel) ........ tráfico.
(Gaan Isabel en jij samen naar Zamora?)
Isabel y tú, ¿ ........ juntos a Zamora?
Isabel y tú: Isabel en jij d.w.z. jullie
vais = jullie gaan
vas = jij gaat
va = hij, zij, u gaat
van = zij gaan
Zamora is een stad in het westen van Spanje, dicht bij de grens met Portugal.
Camarero: "De postre tenemos natillas, fruta y helados".
Ober: "Als toetje hebben we pudding, fruit en ijs".
natillas = pudding, (custard)vla
flensje = tortita
kwark = cuajada
yoghurt = yogur
Estoy buscando (mijn spijkerbroek) ........ .
(pantalones) vaqueros = spijkerbroek
De andere combinaties zijn niet correct.