- ¿Conoces a Fátima?
- Sí, la (ik ken) ........ muy bien.
conocer = (leren) kennen
presente: conozco, conoces, conoce, conocemos, conocéis, conocen
De andere vormen zijn (hier) niet correct.
Sergio escribe (een liefsdesgedicht) ........ para su amiga.
Sergio schrijft een liefdesgedicht voor zijn vriendin.
un poema = een gedicht
Zelfstandige naamwoorden die eindigen op -ma zijn doorgaans mannelijk (un programa, un problema, un tema).
(Welke datum is het? Het is 11 april 2024.)
- ¿Qué fecha es?
- ........ .
Es el once de abril de dos mil veinticuatro.
De andere combinaties zijn niet juist.
(Tijdens een bezoek aan Brugge, kopen veel Aziaten kantwerk.)
En una visita a ........ , muchos asiáticos compran encajes.
Brugge = Brujas
encajes = kant, kantwerk
De andere namen zijn niet correct.