MOB-versie | Naar grote versie



conversatietaal

A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

 

- ¿A qué te dedicas?

- Soy carpintero.

- Wat doe je voor de kost?

- Ik ben timmerman.

- ¡Atchis!

- ¡Jesús!

- Hatsjies!

- Gezondheid!

- Bienvenido, -a, -os, -as

- Welkom

- ¿Cómo me queda esta         chaqueta?

- Te queda estrecha.

- Hoe past mij dit jasje?

 

- Het zit je een beetje strak.

- ¿El Sr. Pérez?

- Al aparato

- Meneer Pérez?

- Daar spreekt u mee.

- ¡Encantado de conocerle!

- ¡Mucho gusto!

- Aangenaam kennis met u te maken!

- Het is mij een genoegen.

- ¡Esta noche va a nevar!

- No me digas!

- Vanavond gaat het sneeuwen!

- Niet te geloven!

- ¿Estás conmigo?

- Claro, te explicas muy         bien.

- Volg je me nog?

- Zeker, je legt het heel goed uit.

- Gracias por la información.

- A usted.

- Dank voor de informatie.

- Tot uw dienst.

- ¿Me abres la puerta?

- Ya voy.

- Doe je de deur even open?

- Ik kom eraan. Ik kom al. 

- Muchas gracias.

- De nada/No hay de qué.

- Dank u wel.

- Graag gedaan.

- ¡Muy buenos días!

 

- Een heel goedemorgen!

- No voy a la fiesta.

- Yo tampoco.

 

- Ik ga niet naar het feest.

- Ik ook niet. 

- ¿Nos vemos a las ocho?

- ¡Sin falta!

- Zien we elkaar om acht uur?

- Afgesproken!

- ¿Puedes abrirme la             puerta?

- ¡Cómo no!

- Kan je de deur voor me         openmaken?

- Vanzelfsprekend!

- ¿Qué le debo? - Wat ben ik u schuldig?
- ¿Qué le vamos a hacer? - Wat gaan we eraan doen?

- ¿Qué tal?

- Bien, regular, mal.

- Estoy bien.

- Hoe gaat het met je?

- Goed, zo en zo, slecht.

- Ik maak het goed.

- ¿Qué tal?

- Qué tal.

- Aangename kennismaking.

- Idem.

- ¿Qué tal (te fue) el examen?

- ¿Qué tal (pasaste) las vacaciones?

- Hoe ging je examen?

- Hoe was je vakantie?

-  ¿Qué te parece?

-  Creo que está bien./ Me parece bien.

- Wat vind je ervan?

- Ik geloof dat het goed is./ Ik vind het goed.

- ¿Qué te pasa a ti?

- Estoy bien/mal.

- Wat is er met jou aan de hand?

- Ik maak het goed/ slecht.

- ¿Quedamos a las cinco?

¿Te conviene?

- Me parece bien.

- Spreken we om vijf uur af?

Komt dat je uit? Schikt je dat?

- Dat lijkt me goed.

- ¿Quieres un café?

- Sí, gracias.

- Wil je een (kop) koffie?

- Ja, graag. 

- ¿Queréis algo para picar?

-Sí, unas aceitunas, por favor.

-Willen jullie een voorafje/iets vooraf?

-Ja, een portie olijven, alstublieft.

- ¿Te importa esperar un         momento?

- ¡Para nada!

- ¡No te preocupes!

-  Maakt het je uit even te wachten?

 

-  In het geheel niet.

-  Maak je geen zorgen.

- ¿Te lo pasaste bien?

- ¡Qué va!

- Heb je het leuk gehad?

- Welnee!

- Un café, por favor.

- Enseguida/ En seguida.

- Een koffie, alstublieft.

- Komt eraan.

- Voy a examinarme.

- Cruzo los dedos.

- Ik ga examen afleggen.

- Ik duim.

- ¿Ya le atienden?

- Todavía no.

- Wordt u al geholpen?

- Nog niet.

A

 

adelante ga je gang, ga uw gang

adoquín, el

de domoor

ahora caigo

nu valt mijn kwartje

al cole naar school

allá tú, él, ella, usted, ...

ik bemoei me er niet mee: het is jouw, zijn, haar, uw, ... zaak

amigote, el de gabber, het maatje, de dikke vriend
andar/ir de cabeza het razend druk hebben
anda el diablo suelto alles staat in rep en roer

andar por los cuarenta

ongeveer veertig jaar oud zijn

(a) otra cosa, mariposa

nu iets helemaal anders

apaga y vámonos laten we er over ophouden

a que no sabes

je raadt nooit

¡a que sí! wedden van wel!

aquí donde me ves

zowaar ik leef

armarla voor ophef zorgen

¿a santo de qué?

waarom in godsnaam?

así es dat klopt
atar los perros con longaniza onmetelijk rijk zijn

a toda hostia  (vulg.)

met een rotvaart, idioot hard

¡aúpa! kom op!
de aúpa heerlijk, fantastisch
a ver even denken, laten we kijken

¡a vivir, que son dos/cuatro días!

durf te leven en te genieten!

¡ay de quien! wee degene die!

B

 

bajar los humos een toontje lager zingen

bajo las estrellas

onder de sterrenhemel

barajar overwegen

¡basta!

nu is het genoeg geweest!

Benemérita, la de Guardia Civil
hace biruji het is koud; er staat een ijzige wind
boca-oreja, el de mond-tot-mondreclame

boli, el

de balpen

bombón, el de jonge en leuk uitziende vrouw

borracho perdido

stomdronken, ladderzat

botellón, el

De botellón (grote fles) bestaat uit een verzameling vrienden, vooral jongeren, die in een park of op een andere plaats in de buitenlucht samenkomen om alcoholische dranken te drinken.

braguetazo, el het huwelijk boven zijn stand
bronca, la de ruzie, herrie
buche, el de maag
¡buena la has hecho! je hebt het verknoeid
buen saque, el de goede eetlust

¡buen finde!

¡buen fin de semana!

goed weekend!
buen rollo goede sfeer
buscar bulla herrie, ruzie zoeken

C

 

cabeza de chorlito, la

het warhoofd

cabrearse boos worden, zich ergeren

cabrón, el 

de idioot, hoorntjesdrager

cachondo, -a grappig, geil
cada quisqui/quisque iedereen

caer bien, mal

goed, slecht opschieten

caer en soponcio in zwijm vallen

cafetero, -a

liefhebber van koffie

caja tonta, la 

de TV

calla la boca

houd je mond

calzonazos, el de pantoffelheld
cambiarle el agua al canario plassen
camelar verleiden, versieren
camello, el de (straat)verkoper van drugs
cantamañanas, el, la de fantast
cantar bekennen

captar la onda

iets doorhebben; je bewust zijn van iets wat voor jou verborgen wordt

caradura, carota, el, la de brutale kerel, vrouw
cara de palo, la het emotieloos gezicht
carroza, el, la de ouwe sok, bekrompen persoon
carterista, el de zakkenroller

casa de tócame Roque, la

het huishouden van Jan Steen; drukbezocht, chaotisch en levendig huis 

casoplón, el het grote en luxueuze huis
cascarrabias, el de driftkikker; mopperkont
casi casi of casi, casi op een haar na
de categoría, de campeonato steengoed, opvallend goed
casarse de penalti destijds 'moeten' huwen omdat de novia zwanger is
catear, dar calabazas doen zakken voor een examen
me cautiva het fascineert me
cazar moscas lanterfanten, nietsdoen
cero a la izquierda, el de domoor
chacha, la de dienstmeid
cháchara, la het geleuter, de kletspraat
chapuza, la het slecht voltooid klusje
chaval, el de kerel
chiflar dol zijn op
choni ordinair
chorbo, el de vrijer, het liefje
chuleta, la het spiekbriefje
chundachunda, el harde, dreunende muziek
estar chupado doodeenvoudig
churri, el, la liefje
clavar afzetten, bestelen
cocinillas, el, la iemand die graag kookt; iemand die zich voortdurend bemoeit wanneer haar of zijn partner aan het koken is
coger (L. Am.) neuken, naaien
coger una merluza zich bezatten, straalbezopen zijn
cojonudo, -a fantastisch
cole, el school, de
comer como un pajarito erg weinig eten
comer como una lima erg veel eten
comer de gorra anderen altijd voor jou laten betalen
comerse el coco tobben
comidilla, la het gespreksonderwerp van roddelpraatjes
¿cómo andas de la espalda, de la rodilla, ...? hoe gaat het met je rug, je knie?
como Dios manda fatsoenlijk
como la copa de un pino geweldig goed, enorm groot
como lo oyes zeker weten, echt waar
como quien no quiere la cosa terloops; langs de neus weg
¿cómo se te ocurre? hoe kom je erbij?

compinches, los

kliek, groepje mensen

conazo, el de eikel
ser un coñazo echt balen zijn, klote zijn
consultar algo con la almohada een nachtje over iets slapen
coquetón charmeur; flirterig persoon
corta el rollo stop met die onzin
cosas por el estilo dat soort dingen
coscarse de algo iets beseffen
costar un ojo de la cara, un potosí, un sentido, un riñón een fortuin kosten
creerse la hostia zich heel wat verbeelden
criar malvas onder de zoden liggen; dood en begraven zijn
crío, el het jochie, kind, de kleuter, de peuter
¿cuántos años cumples? hoe oud word je?
¡cuánto tiempo sin verte! dat is lang geleden!
cuatro coches, casas, personas, ... weinig auto's, huizen, personen, ...
a cuentagotas met mondjesmaat
cuita, la zorg, leed, probleem
cuqui schattig, snoezig
curiosidad, la vraag uit nieuwsgierigheid
morirse de curiosidad por razend nieuwsgierig zijn naar
curro, currar job, werken
cursi, el, la de snob
cursilería, la de belachelijke aanstellerij, kapsones
cutre groezelig, armetierig

D

 
damisela, la het dametje, het juffertje
dar cien vueltas veel beter/mooier/geslaagder zijn
dar(se) el pisto opscheppen
dar la lata, dar la tabarra zeuren
darle plantón a alguien niet komen opdagen op een afspraak
darse ínfulas een air aannemen
dar un toque bellen, contact nemen
de aquí te espero opvallend
decir que nones nee en nog eens nee zeggen
dejar en paz met rust laten
de la leche te gek
del montón doorsnee-, doodgewoon
despedirse a la francesa vertrekken zonder afscheid te nemen
de tres al cuarto tweederangs, onopvallend
disco rayado, el de vervelende zeurpiet
divertirse como un enano veel lol hebben
dodotis, el de wegwerpluier
dolorosa, la de rekening in een bar of een restaurant
donde el Cristo perdió la gorra ver weg van de bewoonde wereld
¿dónde habrá ido a parar X? waar is X gebleven?
donde X bij X thuis
(don) fulano meneer dinges
don nadie, el het waardeloos individu
dormir en la pensión La Estrella onder de sterrenhemel slapen
dormir la mona zijn roes uitslapen
durar menos que un caramelo a la puerta del colegio heel snel opgegeten worden, erg snel vergeten worden
duro, -a de mollera hardleers; koppig

E

 
¡echa la cremallera! hou je bek!
echarse novio, novia een nieuw lief hebben
echar una bronca zich erg boos maken
echar un polvo neuken, wippen
edad del pavo puberteit
el muy tonto de mi hermano, amigo, ... die sufferd van een broer, een vriend,... van mij
emilio, el de e-mail
empinar el codo zuipen
empollar studeren, instuderen
enchufe, el de connectie, de kruiwagen
en cueros, en pelota(s) poedelnaakt
en el quinto pino aan het einde van de wereld
en la vida, en mi vida, jamás de los jamases nooit ofte nimmer
enrollarse een avontuurtje beginnen
enrollarse más que una persiana ratelen, veel praten
en un periquete in een oogwenk
en un pispás/plisplás heel snel
escurrir el bulto er tussenuit knijpen, 'm piepen

es igual

het doet er niet toe; laat maar

es muy de ti dat ben jij ten voeten uit; zo kennen we jou
¡eso sí que no! geen sprake van!
estar a la sombra in de nor zitten
estar acojonado, -a erg geschrokken, bang zijn
estar agotado, -a uitgeput zijn
estar chalado, -a geschift zijn
estar colgado, -a por alguien smoorverliefd op iemand zijn
estar como un queso erg aantrekkelijk zijn
estar como un tren erg knap zijn
estar de mala leche, de mal café een slecht humeur hebben
estar de palique kletsen
estar en el ajo op de hoogte zijn van een geheim
estar en lo que se dice volgen wat er verteld wordt
estar en mi, tu, su, ... salsa in zijn, jouw, haar, zijn, uw element zijn; in zijn nopjes zijn
estar en todo op alles bedacht zijn
estar forrado, -a welgesteld zijn
estar hecho, -a un costal de huesos vel over been (geworden) zijn
estar hecho, -a un paquete (Ar., Urug.) piekfijn uitgedost zijn
estar hecho, -a polvo bekaf zijn
estar más despistado, -a que un pulpo en un garaje erg verstrooid zijn
estar pegado, -a/cosido, -a a las faltas de tu madre een moederskindje zijn
estar pelado, -a blut zijn
estar que trina razend worden
estar sin un clavo, sin una perra geen rooie duit
estar tieso, -a blut zijn
estar tirado, -a spotgoedkoop zijn

F

 

faltar a clase, hacer novillos, fumarse las clases

spijbelen

farol, el

de opschepperij, bluf

fetén tof, cool
Fiesta Nacional, la

stierengevecht

finde, el

het weekend

finolis geaffecteerd
flipar

uit je dak gaan

flipar en colores

iets echt niet kunnen geloven

follón, el  het gedoe, de heisa
fondon, -ona papperig, dik uitziend
fresco, -a

brutaal

Fulano y Mengano meneer X en meneer Y

G

 

ser gafe

een pechvogel zijn

galán, el

de vrijer

gandulitis, la de luie bui
ganga, la het interessante koopje
gastar menos que Tarzán en corbatas erg weinig geld uitgeven
gato, el

de inwoner van Madrid

¿el gato te ha comido la lengua?

heb je je tong verloren?

gilipollas, el

de idioot

gordo, el

de eerste prijs, het winnend lot

ir de gorra

ergens heen gaan zonder te betalen

gozada, la groot genot
no me hace (ninguna) gracia  ik vind het (helemaal) niet leuk
gruñón, el

de mopperaar

guaperas, el

de onuitstaanbare ijdeltuit

guay

cool, te gek

guiri, el

de massatoerist

H

 

hablar más que un transistor, hablar por los codos, no callarse ni debajo del agua, enrollarse como una persiana

er op los kwebbelen

hablar para el cuello de su camisa erg zachtjes spreken
hacer encaje de bolillos heksentoeren uithalen
hacer la pelota

hielen likken

hacer novillos, fumarse las clases

spijbelen

hacer pupa pijn doen
hacerse de nuevas doen alsof je iets niet weet/wist
hacerse el longui(s), el sueco doen alsof je neus bloedt
hacer tilín

aantrekken

hace un frío que pela

het is berekoud

hacer un simpa een restaurant verlaten zonder de rekening te betalen
hacha, un een kei
¡hasta nunca! tot nooit meer!
hay ropa tendida de muren hebben oren, de kinderen luisteren mee
henos aquí

hier zijn we

hortera, el

de vulgaire persoon, boerenkinkel

hostia, la de klap, de mep
hueso, el de strenge leraar, lerares

I

 

igual (begin van de zin)

misschien

indiano, el

de koloniaal die rijk terugkeerde uit Latijns-Amerika

infumable vreselijk slecht
ir a su bola

zijn zin doen

ir de juerga

gaan stappen

ir en el coche de San Fernando

te voet gaan

ir más apretado, -a que los tornillos de un submarino erg dicht opeengepakt zitten
irse a toda pastilla

er als een speer vandoor gaan

irse de la lengua

een geheim verklappen

írsele a uno el santo al cielo iets glad vergeten

J

 
jaleo, el het kabaal, heibel
¡Jesús! gezondheid! (wanneer iemand niest)
¡joder! klote!
K  
keli, la het huis, de stulp, het kot, het nest

L

 
la cuenta cuando pueda de rekening graag wannneer het kan
¡la de gente! wat een mensen! zoveel volk!
largoplacista op lange termijn
¡leche(s)! verdorie!
letras, las de afbetaling van een lening
ligón, el de versierder
lío de faldas, el het (vaak heimelijk) probleem met vrouwen
litrona, la de literfles bier
loca de la casa, la het warhoofd, de ongecontroleerde geest
loco, -a de remate stapelgek
lorcillas, las het buikvet

M

 
¡la madre que te parió! wat ben je toch een rotmens!
majareta, majara geschift, knotsgek
mala leche slechte humeur
¡maldita sea! verdomd!
mandamás, el de hoge piet, de grote baas
mandón, -a bazig iemand
manduca, la de voeding
la mar de heel wat van
maruja, la de typische huisvrouw
más chulo que un ocho erg zelfingenomen zijn
más de la cuenta veel te veel
más que nada vooral, voornamelijk
más que siete veel te veel
más solo que la una vreselijk eenzaam
matesanos, el de kwakzalver
meapilas, el, la de kwezel
¡menudo cochazo! wat een luxe wagen!
¡menuda sorpresa! wat een grote verrassing!
me cago en la leche je kan me de pot op
¡me estoy meando! ik doe het in mijn broek van het lachen!
¿me explico? ben ik duidelijk genoeg?
¿me explicoteo? gesnopen?
esto me hace el día dit maakt mijn dag goed
me importa un bledo, un comino, un pepino, tres pepinos, un pito, un pimiento, un rábano, un rayo het kan me geen moer schelen
(esta) menda ik; ondergetekende
me parece muy chulo, -a het lijkt me erg leuk, aardig, cool
¡menos lobos! wees maar wat bescheidener!
meterse una leche ergens tegenaan lopen; zich stoten
meticón, -ona bemoeizuchtig
metomentodo, el, la bemoeial
me trae sin cuidado ik lap het aan mijn laars, het zal me een zorg wezen
michelines, los het buikvet
de miedo fantastisch, overheerlijk
mi gente mijn familie, mijn gezin
mi media naranja mijn wederhelft
mira por dónde kijk eens aan
mirar a las musarañas staan te gapen; klaplopen
¡mola! gaaf! cool!
molar te gek zijn, geweldig zijn
mono, -a schattig, snoezig
montar el pollo voor problemen zorgen
montar un numerito een scène maken, een nummertje opvoeren
morirse de curiosidad razend nieuwsgierig zijn
mucho ladrón, mucho turista, ... erg veel dieven, erg veel toeristen, ...

música ratonera, la

snertmuziek, erg slechte muziek

muy buenos días een hele goedemorgen

N

 
no dar golpe niet werken
no decir chus ni mus geen woord zeggen
ni fu ni fa gewoontjes; vis noch vlees
¡ni hablar! geen sprake van!
ni hablar del peluquín ik wil het er niet over hebben
¡ni idea! geen idee!
nini, el, la de jonge mens die noch studeert noch werkt
ni un puto duro geen rooie cent
no entender ni jota er geen barst van verstaan
no me da la gana ik heb er geen zin in
¡no me digas! ongelooflijk!
no me meto ik bemoei me niet

¡No me vengas con cuentos!

Houd me niet voor de gek!;  Dat wil ik niet weten!

no pegar golpe geen klap doen
no pegar ojo, pasar una noche en vela, pasar una noche en blanco geen oog dichtdoen
no pegar con niet passen bij
no pintar nada niets te zoeken hebben
no ser el santo de la devoción de alguien niet erg op  iemand gesteld zijn
no ser nada del otro mundo alledaags zijn, niet interessant zijn
¿nos pone unas aceitunas? doet u ons enkele olijven graag
nota, notas, el de aansteller
no te metas donde no te llaman bemoei je met je eigen zaken, houd je er buiten
no tener abuela jezelf voortdurend ophemelen
no tener donde caerse muerto, -a straatarm zijn
no tener tiempo ni para rascarse het erg druk hebben
no tener un pelo de tonto snugger zijn
no te rayes maak je niet druk; ontspan je
no ver tres en un burro, ni torta, ni gota niets zien
no ver (of: no vérsele) el pelo a alguien iemand lang niet meer gezien hebben
ñoño, -a melig, saai

O

 
¡ojo! kijk uit!
olímpicamente volkomen, straal
orero, el de parkeerwachter
¡ostras! verdorie! niet te geloven!

P

 
paciencia y barajar verlies de moed niet
padre zeer groot, immens
paga, la loon
me lo ha dicho/dijo un pajarito ik weet het uit welingelichte bron
palo, el de tegenslag

en paños menores

in zijn/haar ondergoed

papanatas, el/la de naïeveling
para nada in het geheel niet; geen probleem
¡para ti la perra gorda! oké, jij je zin!
parece que me ha mirado un tuerto ik heb voortdurend pech
partirle la cara a alguien iemand op zijn smoel timmeren, in elkaar slaan
partir la cara op de smoel timmeren
pasar de algo helemaal geen interesse voelen voor iets
pasarlo bomba, pipa, jamón het geweldig naar je zin hebben
pasar página doorgaan met je leven
pasma, la de politie, de flikken
pastelón,- a overdreven romantisch
pastón, el; pasta gansa, la de smak geld
patán, el de ongelikte beer
patatús, el de flauwte, de misselijkheid
patio, el de toestand
pedalear fietsen
pegar con passen bij
pegar la gorra zich laten uitnodigen
pegar la hebra kletsen, praten; een begonnen conversatie verderzetten
pegarle a alguien una enfermedad iemand besmetten
pegarse, darse el lote heftig zoenen, tongzoenen
pegársela vreemdgaan
pegársele a uno,-a las sábanas zich verslapen
pegarse una siesta, una comida, ... zich een siësta, etentje, ... veroorloven
peinar canas oud worden
pelado, -a op de kop af
pelagatos armoedzaaier
peli, la film, de
peliculón, el de erg goede film; de langdradige, saaie film
pelín, el de zeer kleine hoeveelheid
pelma, pelmazo, el de zeurpiet, lastpost

pelota, el/la

de uitslover

pelotillero, el/la

de slijmbal
peque, el het kleine kind, ukkie
pesado, -a, el/la de zeur, de lastpak
petardo, -a, el/la de zeur, de lastpak
picapleitos, el de advocaat (pejoratief)
picoleto, el de guardia civil
pienso igual ik denk er ook zo over
picar snacken, een beetje eten
pichichi, el de topschutter
picoleto, el de guardia civil
pigre lui
pillar verrassen, overvallen, bemachtigen, begrijpen
pillo deugniet
piltra, la het bed
pinta, la het uiterlijk, het voorkomen
pipa, la de blaffer, het pistool
pipiolo, el het groentje; de beginneling; de recruut
pirarse ervandoor gaan; wegvluchten
piripi aangeschoten, beschonken
piropo, el een galant complimentje
en un pispás in een oogwenk
pizca, la, pelín, el het greintje, het tikkeltje, het snuifje
planazo, el het leuk plan
planchar la oreja slapen
poner a caldo een uitbrander geven
poner la radio de radio aanzetten
poner las antenas aandachtig luisteren
poner los cuernos vreemdgaan
poner pegas zich verzetten
poner pies en polvorosa de benen nemen, wegvluchten
ponerse morado, ciego, como el Quico eten tot je niet meer kan
por hache o por be/por ce o por be op een of andere manier
por narices! daarom!
por si las moscas voor het geval het nodig is
por ti no pasa el tiempo je blijft er jong uitzien
pregunta del millón, la de hamvraag
por todo lo alto met alles erop en eraan
prole, la het kroost
puñetero, -a verdomde
puto, -a verdomde

Q

 

¡Qué cara pones!

Wat kijk je verwonderd!

¿Qué carrera haces? Wat voor studie doe je?
¡Qué cosas tienes! Wat vertel je me nu! Wat vraag je me nu!
¿Qué hay? Hoi!
que = porque omdat, want
quedar bien (kleding, kapsel) goed staan
quedarse para vestir santos nooit trouwen, een oude vrijster worden
¡qué despiste! wat een verstrooidheid(sfout)!
que digamos niet bepaald

quejica

klagerig, zeurderig
¡qué ilusión! wat leuk! iets om naar uit te kijken!
¿qué le vamos a hacer? wat doe je eraan?
¡qué más da! wat maakt het ook uit?
¡qué susto! je liet me schrikken!
¿qué tal? hoe gaat het met?
¿quién tiene la vez? wie is aan de beurt?
quemarse las pestañas hard studeren
¿qué mosca te ha picado? wat heb jij opeens?
¡qué va! wat zou het!
¿qué vas a ser de mayor? wat ga je later worden?

R

 
rabo de lagartija, el de ongeduldige persoon
rapapolvo, el de uitbrander
rascarse el bolsillo tegen zijn zin geld uitgeven
ratón de biblioteca, el boekenwurm; nerd
reina, la het lieverdje
no hay más remedio er zit niets anders op
repelús, el de koude rillingen, de weerzin
repipi onuitstaanbaar (voor kinderen)
ricachón, -ona, el, la de stinkend rijke persoon

rifirrafe, el

de aanvaring, ruzie, herrie

rizar el rizo de dingen nodeloos ingewikkeld maken
rollo, el het verzinsel
roñoso, -a gierig
rubia de bote, la de nepblondine

S

 
saber vender un peine a un calvo een erg goede verkoper zijn
sacar X años X jaar ouder zijn
¡sanseacabó! en daarmee uit!
Santa Rita, Rita, lo que se da no se quita eens gegeven, blijft gegeven
segundón, -ona diegene die de tweede viool speelt
Señor Roca, el het kleinste kamertje
sentarle bien a alguien iemand deugd doen (gezondheid)
ser buena gente erg aardig zijn
ser clavadito, -a a sprekend lijken op
ser (estudiante) de letras van de talen zijn; student talen zijn
ser del año del catapún, de la pera, de la Maricastaña uit de mode zijn
ser la alegría de la huerta vreselijk saai zijn
ser la caña té gek zijn
ser la hostia me er eentje zijn
ser la leche fantastisch zijn
ser más corto que las mangas de una camisa erg verlegen /dom zijn
ser más lento que el caballo del malo erg traag zijn
ser más viejo que ir/andar a pie helemaal niet nieuw zijn
ser muy de mí, ti, él, ella, etc. erg typisch zijn voor mij, jou, hem, haar, enz.
ser pan comido

erg gemakkelijk zijn

ser una pasada

te gek, geweldig, cool zijn

ser pez geen aanleg hebben voor

ser un pedazo de pan

ser bueno como el pan

een goede kerel zijn
ser una caña té gek zijn
ser un rollo saai, langdradig, vervelend zijn
ser un sol fantastisch zijn
sin decir agua va zonder te verwittigen
sobar pitten
sobón, -ona handtastelijk
sol de uñas, el de schrale zon
soltar la mosca poen dokken, over de brug komen
sonar (ue) bekend voorkomen
subirse a la parra razend worden; de pan uitswingen
sudaca, el, la Zuid-Amerikaan (pejoratief)
sudar la gota gorda zweten als een rund
me, te,... suena het komt mij, jou, ... bekend voor

T

 
taco, el het jaar, de vloek, het scheldwoord
taparse bien tapado, -a zich heel goed induffelen
te debo una. ik sta bij jou in het krijt.
te hacía en Londres ik veronderstelde dat je in Londen was.
¿te va bien? schikt het je?
tener agallas lef hebben
tener buena pinta er aantrekkelijk uitzien
tener cara de acelga er bleek uitzien
tener la fiesta en paz de vrede bewaren
tener un hambre, una sed, ... que no veo/ves erg grote honger, dorst hebben
tener madera de aanleg hebben om te worden
tener la mosca detrás de la oreja nattigheid voelen
tener la parejita een zoon en een dochter hebben
tener la vez aan de beurt zijn
tener la vista cansada een leesbril nodig hebben
tener la vista gorda bijziend zijn
   
tenerle manía a een hekel hebben aan
tener mano izquierda de dingen voor elkaar krijgen
tener manos de mantequilla dingen makkelijk uit je handen laten vallen
tener más hambre que los pavos de Manolo honger als een paard hebben
tener mucha cara veel lef hebben
tener mucha mano para erg handig zijn voor
tener mucha pasta veel geld hebben
tener mucho coco erg slim zijn
tener muchos humos een hoge dunk hebben van zichzelf
tener un ojo a la funerala een blauw oog hebben
tener pelusa jaloers zijn
tener potra geluk hebben
tener una trompa stomdronken zijn
tentempié, el het zout of zoet tussendoortje
tía, a de griet, de meid
¡tierra, trágame! ik schaam me dood!
tieso, -a blut
la tira de een zee van, een hoop van
tirón, el de tassendiefstal
tocapelotas, el de nietsnut, rotvent
tocarse la barriga zitten niksen
tocho, el het lijvig boek
todo quisqui/quisque iedereen
tomate, el gat in kledingstuk (meestal in sok)
tontear flirten, koketteren
tonto, -a del culo, el de onnozele hals
¡tonto, -a (más) que tonto, -a! grote dwaas!
torta, la de klap in het aangezicht
trancazo, el de kanjer van een verkoudheid of griep
¡tranqui! kalm aan!
al trantrán op je eigen ritme, zonder je te haasten

trena, la

de nor

trepa, el de streber
trola, la de leugen
troncharse de risa in een deuk liggen van het lachen
tropecientos, -as oneindig veel
tumbarse, echarse a la bartola luieren, zalig nietsdoen, lanterfanten
tú mismo, -a zoals je wilt, jij beslist, het hangt van jou af
al (buen) tuntún met de natte vinger, op goed geluk, in het wilde weg
a tutiplén in overvloed

U

 

 

uni, la

universiteit, de

V

 
varapalo, el de opdoffer, grote tegenslag
¡vete a freír espárragos! ¡vete a hacer puñetas! ¡loop naar de maan!
¡Vete (ú) a saber! Wie weet!
viejo verde, el de oude viespeuk
vino peleón, el de koppijnwijn
a la virulé slordig; sjofel; kapot
vivalavirgen, el de vrolijke Frans
vivito, -a y coleando springlevend
¡voy! ik kom eraan! ik ben zo bij u!

Y

 
ya está ziezo

ya no estoy para estos trotes

daar ben ik te oud voor geworden

ya veremos we zien nog wel
yayo opa
¡y que lo digas! zeg dat wel!
¡y tanto! zeker weten! zeg dat wel!
¡y un jamón! geen denken aan!
yogurín, el piepjong iemand
   
Z  
zulo krot, slechte woning





Help | Contact  |  Instellingen  |  


Beter Spellen Beter Rekenen NU Beter Engels NU Beter Duits NU Beter Frans NU Beter Spaans Beter Bijbel



Martin van Toll Producties
in samenwerking met
Fundgrube Deutsch