No vamos a comprarle otra corbata a papá. Buscaremos un regalo que no ........ repetido.
tenga: de subjuntivo wordt gebruikt in betrekkelijke bijzinnen met (nog) onbekend/niet specifiek antecedent
tener algo repetido = iets meer dan één keer bezitten
- ¿Me has traído todas mis cosas?
- Sí, ........ he traído.
te = voor jou (meewerkend voorwerp)
las = verwijst naar cosas (lijdend voorwerp)
Volgorde: meewerkend voorwerp, lijdend voorwerp, werkwoordsvorm.
De andere combinaties zijn (hier) niet correct.
Rubén (ging er als een speer vandoor) ........ .
irse a toda pastilla = er heel snel vandoor gaan
De andere uitdrukkingen worden hiervoor niet gebruikt.
Un coche quedó atrapado en un túnel por la gran cantidad de lluvia.
quedó atrapado = letterlijk: bleef gevangen, bleef steken
atrapar = vangen, pakken
aanrijden = atropellar
slippen = derrapar, patinar
uit de bocht vliegen = salirse de la curva