Con el año nuevo mucha gente hace planes para el ........ .
futuro = toekomst, toekomstig leven
convenir (ie) = afspreken, overeenkomen
prevenir (ie) = waarschuwen
Tienes que dejar las bolsas de la poda (naast) ........ la farola.
Je moet de zakken met het snoeiafval naast de lantaarnpaal plaatsen.
junto a, al lado de = naast
bolsa = zak
poda = snoeiafval
farola = lantaarnpaal, straatverlichting
debajo de = onder (plaats)
en = in, (boven)op
encima de = boven(op)
Póngame (een halve kilo) ........ tomates.
een halve kilo = medio kilo: voor medio, -a wordt geen onbepaald lidwoord (un, -a) gebruikt
medio kilo de tomates: tussen het gewicht en het artikel wordt het voorzetsel de gebruikt
póngame = doet u mij, geeft u mij: imperativo usted van poner + meewerkend voorwerp me
¡ ........ el pico! Ya no quiero escucharte.
¡Cierra el pico! = Houd je snater/mond/smoel!
De andere werkwoordsvormen zijn hier niet correct.
pico = mond; snavel; bergtop, piek
ya no = niet meer/langer