(Ik ga naar bed) ........ a las diez.
Ik ga om tien uur naar bed.
acostarse (ue) = naar bed gaan
Presente: me acuesto, te acuestas, se acuesta,
nos acostamos, os acostáis, se acuestan.
De vormen acuesto, me acosto, acosto zijn niet volledig of niet juist.
La montaña (hoogste) ........ de la península ibérica se encuentra en Sierra Nevada.
alto, -a = hoog, lang (lengte persoon)
grande = groot
largo, -a = lang
De Sierra Nevada in Spanje heeft de hoogste berg van het Spaanse vasteland, de 3.481 meter hoge Mulhacén.
México tiene (31) ........ estados y un distrito federal, Ciudad de México.
México heeft 31 staten en een federaal district, Mexico-Stad.
treinta y un = 31 (vóór een mannelijk zelfstandig naamwoord)
treinta y uno = 31 (bij zelfstandig gebruik)
treinta y unos = iets meer dan 30
Mi hermano me ........ dinero.
Mijn broer vraagt me geld.
pedir = vragen om een object, een gunst of om een service te krijgen
preguntar = vragen naar informatie, een vraag stellen over iets
dus: pedIR para recibIR (rijm!) vs. preguntar para saber