No olvidaré nunca a mi profesor de español. ........ muy simpático.
era = was: derde persoon enkelvoud van ser. Je gebruikt de pretérito imperfecto voor een beschrijving in het verleden.
Je gebruikt ser omdat simpático door de spreker als een eigenschap wordt gezien die kenmerkend is.
Mi tía (niet meer) ........ oye bien.
tía = tante
ya no = niet meer
todavía = nog (steeds)
todavía no = nog niet
De combinatie no ya bestaat niet.
No me da la gana.
(No) me da la gana. = Ik heb er (geen) zin in.
Ik doe het zonder enige verplichting. = Lo hago sin obligación alguna.
Ik heb niets gewonnen. = No me ha tocado nada.
Ik verdien niet veel. = No gano mucho./Tengo un sueldo bajo.
No dejes de (strijden) ........ por lo que quieres.
Houd niet op met strijden voor wat je wilt.
luchar = strijden
dejar de = ophouden met
correr = hardlopen, rennen
marchar = marcheren
torcer (ue) = buigen; afslaan