Chicos, ¡por favor, (laten jullie mij) ........ en paz!
Jongens, laten jullie mij alsjeblieft met rust!
dejad: gebiedende wijs (vosotros); me wordt erachter en eraan vast geschreven.
déjame: gebiedende wijs (tú)
me dejáis: presente de indicativo (vosotros)
me dejéis: subjuntivo (vosotros)
A ella no ........ lo digas, ¿vale?
Zeg het haar niet, oké?
le: meewerkend voorwerp
lo: lijdend voorwerp
Bij een combinatie van een meewerkend en een lijdend voorwerp in de derde persoon wordt het meewerkend voorwerp se:
le lo ➝ se lo
A Andrés le gusta leer, es un auténtico ........ de biblioteca.
ratón de biblioteca = boekenwurm; nerd
ratón = muis
cobayo = cavia; proefkonijn
conejo = konijn
Un torbellino hizo huir a las personas que estaban en la playa.
torbellino = windhoos, wervelwind
huir = vluchten, op de vlucht slaan
onweerswolk = nubarrón
stortbui = chaparrón
vloedgolf = marejada