¿Qué llevas en tu (bagage) ........ ?
Wat neem je mee in je bagage?
equipaje (el) = bagage
bolsa = zak
maletín = koffertje, reistas
mochila = rugzak
La ciudad de Cádiz es famosa (om) ........ sus escuelas de flamenco.
De stad Cadiz is beroemd om haar flamencoscholen.
por = om, vanwege, door
con = met
para = voor
sobre = (boven) op, over
No he visto a mi media naranja desde esta mañana. ¿Quién sabe dónde está?
Ik heb mijn wederhelft niet gezien sinds vanmorgen. Wie weet waar hij/zij is?
'La media naranja' is een uitdrukking voor partner, wederhelft.
'Media naranja' verwijst hier naar een persoon, daarom staat het voorzetsel a voor het lijdend voorwerp.
geschilde sinaasappel = naranja pelada
oranje panty = medias/panty naranja
tweelingzuster (eeneiig) = hermana gemela
tweelingzuster (twee-eiig) = hermana melliza
- ¿Es de tu hijo este coche?
- No, el ........ está en el garaje.
de zijne = el suyo
Let op: als het om een vrouwelijk zelfstandig naamwoord ging, bijvoorbeeld la bicicleta, zou het worden: la suya.