El supermercado (is) ........ abierto desde las ocho.
De supermarkt is vanaf acht uur geopend.
estar abierto, -a = geopend zijn
Elvira toma (te veel) ........ café.
demasiado, -a = te veel
De andere combinaties zijn niet juist.
En el comedor tengo una mesa y (vier) ........ sillas.
In de eetkamer heb ik een tafel en vier stoelen.
cuatro = vier
cuarto = kwart
Woorden met een Nederlandse 'koea'-klank worden in het Spaans niet met qua geschreven.
(De Duitse herder is een hond die me altijd bang maakt.)
El pastor alemán es un perro que siempre me da ........ .
dar miedo = bang maken, angst aanjagen
dar confianza = vertrouwen schenken
dar gusto = plezier schenken
dar patas = pootjes geven