Vamos de viaje ........ coche.
We gaan op reis met de auto.
Con el coche is een veelgemaakte fout. Denk aan: vamos de viaje en coche con toda la familia (= met heel de familie).
(Dit huis is te koop.)
Esta casa ........ .
se vende = is te koop
vender = verkopen
alquilar = huren, verhuren
comprar = kopen
limpiar = poetsen
........ es bibliotecario en nuestro instituto.
Als je over iemand praat, gebruik je het lidwoord bij señor, señora en señorita.
Als je iemand rechtstreeks aanspreekt, gebruik je het lidwoord niet.
(Hoeveel is de huur van dit appartement?)
¿Cuánto ........ el alquiler de este piso?
¿Cuánto es? = Hoeveel is het?
¿Cuánto cuesta? = Hoeveel kost het?
¿Cuánto vale? = Hoeveel kost het / is het waard?
costa: deze vervoeging van het werkwoord costar is niet juist.