(Ik wil een handtas kopen.)
Quiero comprar ........ .
bolsa = zak, grote(re) tas
bolso = handtas, portemonnee
saca = grote zak
saco = zak
La Garrofa está ........ sur de España, ........ oeste de Almería.
in het zuiden van = en el sur de
ten westen van = al oeste de
In spreektaal wordt wel al sur de gezegd als wordt bedoeld en el sur de.
het noorden = el norte
het zuiden = el sur
het oosten = el este
het westen = el oeste
No, nada, solo tengo curiosidad.
Nou, er is niets. ik ben alleen maar nieuwsgierig.
tener curiosidad = nieuwsgierig zijn
bijzonderheid = singularidad
zich niet lekker voelen = no sentirse (ie) bien
(Hallo, hoe voel je je?)
Hola, ¿ ........ te encuentras?
¿Cómo te encuentras? = Hoe voel je je?; Hoe gaat het ermee?
¿cómo? = hoe?
encontrarse (ue) = zich bevinden; zich voelen
¿cuándo? = wanneer?
¿cuánto = hoeveel?
¿qué? = wat?