La playa (is) ........ llena de gente.
La silla está (achter) ........ la mesa.
De stoel staat achter de tafel.
detrás de = achter
al lado de = naast
debajo de = onder
encima de = boven(op); behalve
Mi tía sabe hacer videollamadas.
mi tía = mijn tante
hacer = doen, maken
saber = kunnen (weten hoe je moet doen)
videollamada = videogesprek, videochat
videoclip = videoclip
videoconferentie = videoconferencia
videoreportage = videoreportaje
¿(Hoe oud is) ........ Isabel?
tener X años = X jaren oud zijn
¿cuántos años? = hoeveel jaren?
¿cuántos años tiene? = hoe oud is?
In spreektaal hoor je ook wel eens ¿Qué años tiene?
De andere combinaties zijn niet correct.