¿De qué ciudad ........ usted?
Uit welke stad bent/komt u?
ciudad = stad
es: tegenwoordige tijd van ser, derde persoon enkelvoud
usted = u (enkelvoud)
Ser de duidt hier een oorsprong aan.
En el mes (juli) ........ voy de viaje a Granada.
In de maand juli ga ik op reis naar Granada.
Soortnamen en eigennamen worden verbonden met het voorzetsel de:
el mes de julio, la provincia de Valencia, la calle de Picasso.
- ¿Cuánto es?
- (Dat is) ........ veinte euros.
Dat is twintig euro. = Son veinte euros.
Zodra het in het Spaans om hoeveelheden, jaren, kloktijden etc. boven het getal één gaat, wordt het meervoud gebruikt.
¿Qué es esto?