Verónica lee (het verhaal) ........ .
Verónica leest het verhaal.
el cuento = het verhaal(tje); het sprookje
la cuenta = de rekening; het account
(Zet het geluid van de tv zachter. We willen de kinderen niet wakker maken.)
Baja el volumen de la tele. No queremos despertar (de kinderen) ........ .
Als het lijdend voorwerp bepaalde personen (de kinderen) zijn, wordt het voorafgegaan door het voorzetsel a.
En un bar: ¿Tomamos otro?
Gaan we naar een andere plek? = ¿Vamos a otro sitio?
Nodigen we nog iemand uit? = ¿Invitamos a otra persona?
¿Quieres (nog een) ........ zumo de naranja?
Wil je nog een sinaasappelsap?
otro, -a = nog een, een ander.
De andere opties zijn niet correct. Het onbepaald lidwoord wordt altijd weggelaten voor otro, -a.