Viajar (met de trein) ........ es un placer.
Reizen met de trein is een genot.
en tren = met de trein/per trein
De andere opties zijn niet correct.
¿Qué significan las palabras (cursief gedrukte) ........ ?
cursief gedrukte woorden = palabras en (letra) cursiva / palabras cursivas
cursivo, -a = cursief
De combinatie en cursivo is niet correct
Oye, Lola, ¿vamos al cine (vrijdag) ........ ?
Eh, Lola, gaan we vrijdag naar de bioscoop?
el viernes = (op) vrijdag
De andere opties zijn niet correct.
- Me llamo Ana, soy profesora. Y tú, ¿a qué te dedicas?
- ........ .
¿A qué te dedicas? = Wat doe je voor de kost?
soy dentista = ik ben tandarts
cama = bed
deberes = huiswerk
tres veces = drie keer