Las abuelas (zitten) ........ a la fresca delante de su casa.

De oudere vrouwen zitten in de koelte voor hun huis.
estar sentado, -a = zitten
las abuelas = hier: de oudere vrouwen, de omaatjes
Het gebruik van abuelas geldt als een vriendelijke omschrijving in de spreektaal.
están sentándose = zij zijn bezig te gaan zitten
se han sentado = zij zijn gaan zitten
se sientan = zij gaan zitten
El latín es un idioma (dode) ........ .
muerto, -a = dood, gestorven
morir (ue) = sterven
idioma = taal
De woorden morida, morido bestaan niet.
Tengo que ir al (huisarts) ........ .
médico de cabecera, médico de familia, médico familiar = huisarts
De combinaties 'médico de casa, médico de cabecero, médico casero' zijn niet correct.
¿Te apetece un panecillo?
panecillo = (zacht) broodje; kadetje
¿te apetece? = heb je zin in?
flensje = crep; tortita
pasteitje = empanada
taartje = pastel