El problema ya está (opgelost) ........ .
solucionar = oplossen
soltar (ue) = loslaten; losmaken
someter = onderwerpen
(Om naar het museum te gaan moet je de eerste straat links nemen.)
Para ir al museo tienes que tomar la primera calle ........ .
a la izquierda = naar links
Met a la izquierda wordt a mano izquierda bedoeld. Mano is een vrouwelijk woord.
De combinaties 'a izquierda, al izquierdo' zijn niet correct.
Estás de mal humor, ¿verdad?
estar de mal humor = slechtgehumeurd zijn
Je kunt er niet om lachen, hè? = No te hace gracia, ¿verdad?
Mañana será (weer een) ........ día.
Morgen is weer een dag.
otro, -a = een ander(e)
el día = de dag
Otro, -a wordt zonder het onbepaald lidwoord gebruikt. De combinaties un otro, una otra zijn niet correct.