Nuestra compañera va (op) ........ viaje a Dinamarca.
Onze collega gaat op reis naar Denemarken.
de viaje = op reis
De andere combinaties zijn hier niet correct.
El color rojo está (in de mode) ........ .
De kleur rood is in de mode.
estar de moda = in de mode zijn
el color rojo = de kleur rood
De combinaties en la moda, en moda, a la moda zijn niet correct.
(Ik wil nog een koffie.)
Quiero ........ café.
nog een = otro, -a
In het Spaans wordt dus geen lidwoord gebruikt als otro betekent "nog eentje".
Wanneer iemand niest, zeg je ........ .
Wanneer iemand niest, zeg je ¡Jesús! of ¡Salud!
salud = gezondheid
¡caramba! = verdorie!
¡que te mejores! = beterschap!
¡venga! = kom op!