En esta tienda venden (bedbanken) ........ de diferentes colores.
In deze winkel verkopen ze bedbanken in verschillende kleuren.
un sofá cama = een bedbank; dos sofás cama = twee bedbanken
Anders dan in het Nederlands, geldt in een samenstelling van twee zelfstandige naamwoorden het eerste woord als het belangrijkste. Het bepaalt het geslacht van de combinatie en kan de meervoudsvorm aannemen. Het tweede woord blijft enkelvoud.
A Jaime le gustaría participar (aan) ........ el juego.
Jaime zou graag deelnemen aan het spel.
participar en = deelnemen aan
De andere opties zijn hier niet correct.
Nos ofreció (10%) ........ de descuento.
Hij bood ons 10% korting.
Een telwoord + por ciento wordt voorafgegaan door el of un.
Het woord procento is niet juist.
Cuando entras en una tienda donde hay mucha gente esperando turno, es útil preguntar: " ........ "
Wanneer je een winkel binnengaat waar veel klanten hun beurt afwachten, is het nuttig te vragen: "Wie is de laatste?"
esperar turno = de beurt afwachten
¿Qué tal estáis? = Hoe gaat het met jullie?
¿Quién cobra? = Aan wie moet ik betalen?
¿Soy el/la último, -a? = Ben ik de laatste?