Vivimos en un pueblo y esta tarde vamos (naar de) ........ ciudad.
Wij wonen in een dorp en vanmiddag gaan we naar de stad.
la ciudad = de stad
De combinatie a la kent geen samentrekking.
De combinaties ala, al, a el zijn niet correct.
¿Cuál es el (woonplaats) ........ de Albertina López Díaz?
domicilio = woonplaats
alojamiento = logeeradres
directorio = adressenbestand
dormitorio = slaapkamer
El (vis) ........ tiene buen sabor.
De vis smaakt goed.
pescado = vis (klaar voor consumptie)
pez = vis (levende vis)
sabor = smaak
Eruit!
fuera = buiten
¡Fuera! = Eruit!
abajo = naar beneden
encima = bovenop
lejos = ver