A mi fiesta, creo que viene Eva pero no creo que ........ Diana.
venga: werkwoorden die in de hoofdzin een mening of constatering uitdrukken in de ontkennende vorm (no creo), krijgen in de bijzin een subjuntivo. Door de ontkenning wordt onzekerheid aangegeven over dat wat in de bijzin staat.
De vormen viene, vendría, viniera zijn hier foutief.
(Niet Esteban gooide de steen door het raam, maar ik gooide 'm.)
Esteban no tiró la piedra por la ventana, ........ la tiré yo.
In het eerste deel van de zin wordt iets ontkend dat in de tweede deel wordt vervangen. Bovendien staat in het tweede deel van de zin een vervoegd werkwoord. Je gebruikt dan sino que.
Sino gebruik je als in de tweede deel van de ontkennende zin geen vervoegd werkwoord staat, bijv. Esteban no tiró una piedra sino una pelota.
De combinatie pero que wordt niet gebruikt voor dit soort constructies.
Wat is er met jou aan de hand?
Wat is er met jou aan de hand? = ¿Qué te pasa?
¿A qué viene esto? = Waarom zeg je dat nu?, Waar komt dit opeens vandaan?
¿Qué te parece? = Wat vind je ervan?
Los pacientes infectados por el coronavirus deben estar en (quarantaine) ........ .
cuarentena = quarantaine
De woorden 'cuarantena, quarentena, quarantena' zijn niet correct.