En los Andes, a 3811 metros sobre el nivel del mar, entre Perú y Bolivia, ........ el lago Titicaca.
estar = ergens zijn, zich bevinden
Als het onderwerp bepaald is, gebruik je ‘estar’, bij een onbepaald onderwerp gebruik je 'hay'.
ser en hay zijn hier niet correct
A mí me gusta más leer revistas (dan) ........ novelas.
Ik lees liever tijdschriften dan romans.
más que = meer dan
como = zoals
entonces = dan, dus (bijwoord)
sobre = op, over
Para cruzar el río, puedes tomar el (veerpont) ........ .
transbordador = veerpont
barquero = veerman
pontón = ponton (platte schuit)
tranvía = tram
Juan es el portavoz de la asociación.
portavoz = woordvoerder
penningmeester = tesorero
secretaris = secretario
voorzitter = presidente